Meerkoet

De dag begon zoals alle andere. Na mijn sportuurtje op het plein snel onder de douche en meteen achter de computer om te werken aan een schrijfopdracht die af moest die dag. Om een uur of twaalf even een pauze voor een broodje en een rondje met Bobbi in de polder en dan snel weer verder. Althans, dat was de bedoeling…

Aan het eind van de bebouwing waar het fietspad de polder ingaat, besloot ik Bobbi los te laten. Dat vindt ze altijd fijn, kan ze lekker haar gang gaan, zo ook nu. “Ha kijk, daar zit een meerkoet op het fietspad, meteen maar even in de actiemodus”, moet ze gedacht hebben toen ze op de meerkoet afstormde. Het leukste is dan natuurlijk dat zo’n vogel wegvliegt en dat je er dan als hond even lekker achteraan kunt rennen. Maar dit koetje was andere koek. Het deed drie stappen, plonsde in een grote plas en bleef daar zitten. Dat was raar en dat vond Bobbi ook, dus ze hield in en bleef op een metertje afstand staan kijken. Grappig dat zo’n hond meteen aanvoelt dat er iets niet pluis is. Ze keek me aan alsof ze zeggen wilde “Neem jij het even van me over?”

Uit nader onderzoek bleek dat dit koetje dringend hulp nodig had, wilde het niet verslonden worden door een vos, een roofvogel of iets anders meedogenloos. Het had nog net genoeg kracht om wat schattige zachte pikjes uit te delen, maar die mochten eigenlijk geen naam hebben. En daar sta je dan met een meerkoet in je handen. Wat nu?

Gefladder

Ik moest terugdenken aan een dag lang, lang geleden. Ik was een jaar of vijfentwintig en onderweg in mijn autootje naar een grote internationale vergadering waar ik moest notuleren. Het zijden mantelpakje dat ik had geleend van mijn buurvrouw moest bijdragen aan mijn zelfvertrouwen. Een beetje nerveus was ik wel. 

Ik was halverwege toen ik op de middenstreep een driftig fladderende eend zag zitten, terwijl de auto’s aan weerszijden voorbij raceten. Zoiets kan natuurlijk niet, daar moet iets aan gedaan worden. Dus ik stopte de auto aan de kant van de weg, stapte uit en liep terug naar de plek waar ik de eend had gezien. Hij zat er nog. Tussen het verkeer door plukte ik de eend van de weg, liep terug naar de auto, zette het beest op mijn schoot en vervolgde mijn weg.

Bloed!

Maar wat was dat?! Van onder de eend vandaan werd al snel een bloedvlek zichtbaar die zich langzaam maar zeker uitbreidde over mijn zijden rok. Oh help, wat nu?! Ik kon moeilijk bij het conferentiehotel aankomen met een eend onder de arm in een mantelpakje dat eruitzag als een slagersschort!

Dan maar gestopt bij een dierenarts in het volgende dorp, die me doorverwees naar de vogelopvang in geen idee meer waar. Daar mocht ik in het pre-mobiele-telefoontijdperk van toen gelukkig wel even bellen naar mijn baas dat ik íetsje later kwam, omdat ik even een eend moest afleveren en daarna nog snel een boetiekje in moest voor de aanschaf van een representatief vergaderkostuum.

Zo’n anderhalf uur later dan gepland kwam ik in mijn nieuwe outfit aan op mijn eindbestemming waar ik een oververhitte en driftig pennende collega aantrof. Zelden ben ik zo blij begroet (dat was ’s avonds wel anders, toen ik de buurvrouw onder ogen moest komen…).

Terug naar de koet.

Mijn oog viel op het pand van de kapper zo’n vijftig meter terug, daar zou ik vast wel kunnen bellen naar de dierenambulance. En dat was zo. Terwijl ik in de deuropening wachtte, onderwijl gezellig keuvelend met een mevrouw met zilverpapieren haren in de kappersstoel, werd er een doos gehaald voor koetje met op de bodem een handdoekje én werd het nummer van de dierenambulance opgezocht. Van de kapper moet je het hebben. Even later was ik door de aardige meneer van de dierenambulance afgescheept met het verzoek koetje af te leveren bij de vogelopvang in Soest. Zucht. Dat is een halfuur rijden. Daar ging mijn planning.  

Zullen we nu een lang verhaal kort maken? Koetje belandde in de vogelopvang en wij in de Soester duinen die verrassend mooi bleken te zijn. Toch nét even anders dan de polder. Mijn opdracht heb ik nog op tijd kunnen aanleveren en koetje bevindt zich inmiddels in het buitenzwembad met andere lotgenoten. Hij maakt het goed.

Never a dull moment zeggen de Engelsen. En zo is het.

One thought on “Meerkoet

  1. Er zit een fout in je tekst; je schrijft: “Ik moest terugdenken aan een dag lang, lang geleden. Ik was een jaar of vijfentwintig…”
    Als ik zo naar je kijk, lieve Sylvia, is dat écht niet lang geleden, dat je “een jaar of vijfentwintig” was…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *