Vakantie in Frankrijk – 4

Les pauvres animaux

“Zet maar gewoon neer, hij wiebelt niet. Daarom heeft ie maar drie pootjes, dan wiebelt het nooit.” Nog even probeer ik een minder hobbelige plek te vinden, maar dan geef ik me gewonnen en zet ik het tafeltje neer in het gras. En warempel, het staat meteen als een huis. Wat een openbaring!

Het is niet de enige wetenswaardigheid die Giel met ons deelt, als we na een lange wandeling zijn geïnstalleerd met een welverdiend wijntje en dito knabbels in de tuin van ons huisje. Giel is de eigenaar van onze gîte en woont samen met zijn herdershond op hetzelfde terrein in het grote huis, zo’n honderd meter van ons verwijderd. Zo af en toe komt hij even buurten om te kijken of alles nog naar onze wens is. En een wijntje slaat hij niet af.

Twintig jaren Frankrijk hebben van hem een aimabele, relaxte Nederlander gemaakt zoals je ze nog maar zelden tegenkomt. Of eigenlijk meer een Nederlandse Fransman, want hij heeft zich de gewoonten van het land behoorlijk eigengemaakt.

Ontslakken

We zitten nog maar net, of een huisjesslak piept met zijn hoorntjes boven het tafeltje uit. Zo te zien koerst hij richting de blaadjes basilicum die aan de tomaatjes zijn geprikt.

“Eet jij wel eens slakken?”

“Jazeker wel, ik haal ze uit de tuin!”

“Eh… o jee, oh…! Maar hoe doe je dat dan? Moet je ze dan eigenlijk eerst slachten?

“Nou… dat is een heel verhaal” en hij gaat er eens goed voor zitten.

“Als je de slakken hebt gevangen, zet je ze apart in een hokje. Ze hebben misschien giftige planten gegeten en dat moet je niet hebben. Dan voer je ze eerst met bloem en wit brood en laat je ze daarna lekker een weekje zitten, zodat ze zich helemaal leeg poepen. Want als je dat niet doet, gaan ze schuimen (dat doen ze als ze bang zijn) en wordt het een ongelofelijk slijmerige derrie, dat wil je natuurlijk niet. Ze kunnen niet schuimen als ze geen eten krijgen, snap je?

Als ze helemaal leeg zijn vallen ze in slaap, in de hoop dat ze wakker worden in betere tijden. Dan gooi je ze in kokend water en gaan ze dood,” besluit Giel zijn verhaal.

“Jeee, wat een rotstreek. Wie heeft dat ooit verzonnen!”

“Ach ja… het hoort erbij hè, zo doen we dat hier.”

“Net als met de ganzen en eenden voor de foie gras, maar dan andersom?!”

Trechter

“O ja, maar die dieren hebben een heel goed leven hoor! Totdat ze een maand of twee drie oud zijn, mogen ze lekker rondscharrelen en alles oppikken wat ze lekker vinden. Alleen de laatste twee weken krijgen ze een paar keer per dag een trechter met maïs naar binnen geduwd.”

“Ja, twee weken lang! Net zolang totdat ze nauwelijks nog kunnen ademen, en niet meer op hun poten kunnen staan, omdat ze te zwaar zijn geworden en hun lever soms wel tien keer zo groot is!”

“Hmm … klopt. Maar er is wel een verzachtende omstandigheid hoor. Eenden en ganzen vreten zichzelf ook eerst vol als ze gaan trekken en dan zet de lever uit. Dus eigenlijk zijn ze het van nature wel gewend…”

“Ja, ja, smoesjes. Jij wilt toch ook niet van alles door je strot geduwd krijgen zonder dat je erom hebt gevraagd? Eigenlijk vind ik de Fransen best wel wreed als het om het welzijn van dieren gaat.”

Giel denkt hier even over na. “Nou… ik vind het wel meevallen, het kan veel erger. Kijk maar eens naar Spanje en wat ze met die jonge stiertjes doen, dat is pas echt verschrikkelijk…”

Hazenpad

Dit wordt me te veel. Ik wil het niet weten. Ik neem een fikse slok wijn en presenteer de mannen een onschuldig prikkertje met tomaat. Ze bekijken het schaaltje met enige argwaan, maar besluiten toch maar een hapje te wagen.

De huisjesslak heeft inmiddels het hazenpad gekozen. Ik geef ‘m geen ongelijk…

Foie gras is eenden- of ganzenlever en is razend populair in Frankrijk. Het wordt wettelijk beschermd als cultureel en gastronomisch erfgoed. Wil je er meer over weten, kijk dan bijvoorbeeld hier.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *